De beschrijving van het Zilveren Kruis 1813-1815

De eerste Zilveren Herdenkingskruisen werden pas op 27 juni 1865 op het feest ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Militaire Willemsorde uitgereikt aan 596 oud-strijders van de 5000 (volgens andere bronnen 6000) nog levende veteranen van de bevrijdingsoorlogen. Van de ongeveer 30.000 aan Nederlandse zijde vechtende deelnemers aan de onafhankelijkheidsoorlog heeft niet meer dan een op de zes tot na 1865 geleefd. Overigens was deze blijk van waardering uitsluitend ceremonieel. De dragers van 'Het Zilveren Kruis' ontvingen aanvankelijk geen geld. 

Het besluit tot instelling van het zilveren kruis 1813-1815 werd opgenomen in het Staatblad van 1865, onder no. 32 en is van de volgende inhoud:

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groothertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Willende aan Neerlands strijders van 1813-1815 een openlijk bewijs geven van Onze erkentelijkheid voor hetgeen door hen in die gedenkwaardige jaren is verrigt, en verlangende dat dit blijk tevens strekke tot herinnering aan de herstelling en bevestiging van Neerlands onafhankelijk volksbestaan;

Op de voordragt van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog van den 23sten April 1865, litt. H6, kabinet; Den Raad van State gehoord (advies van den 9den Mei 1865, no. 7);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Art. 1. Voor hen, die in de jaren 1813-1815 in Nederlandsche dienst aan de altijd gedenkwaardige krijgsverrigtingen ter herstelling en bevestiging van Neerlands onafhankelijk volksbestaan een werkzaam aandeel hebben gehad, wordt een eereteeken ingesteld.

Art. 2. Dit eereteeken bestaat in een zilveren kruis met vijf armen. Op de eene zijde van het kruis is in het midden het jaartal 1813 en op de andere zijde het jaar 1815 gestempeld. Het wordt op de linkerborst gedragen aan een oranjelint ter breedte van 2,75 duimen, met twee witte strepen. Het lint mag zonder het eereteeken niet worden gedragen.

Art. 3. Onze Minister van Oorlog wordt gemagtigd, het eereteeken met een daarbij gevoegd certificaat, ingerigt naar het bij dit besluit behoorende model, uit te reiken.


Art. 4. De belanghebbenden doen hunne aanspraken gelden bij Onzen Minister van Oorlog. Bij de aanvragen wordt zoo mogelijk een staat van dienst of eenig ander behoorlijk bewijs van dien aard gevoegd, waaruit de aanspraak op het eereteeken blijkt. Indien hij, die de aanvraag doet, niet meer in 's Rijks dienst noch gepensioneerd is, wordt door hem tevens overgelegd een bewijs van goed burgerlijk gedrag, afgegeven door het gemeentebestuur zijner woonplaats.

Art. 5. Nopens het verbeuren van het eereteeken is de bepaling van toepassing, welke bij het Koninklijk besluit van de 19den December 1832, no 72, ten aanzien van het metalen kruis is vastgesteld.

Art. 6. Het Departement van Oorlog wordt met het doen vervaardigen van de eereteeken belast. Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit bsluit, hetwelk in het Staatblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, de ministeriele departementen, Onze kanselier der beide orden en de algemeene rekenkamer, tot informatie.

's Gravenhage, den 10den Mei 1865.

(get.) WILLEM

De Minister van Binnenlandse Zaken,

(get.) THORBECKE.De Minister van Oorlog,(get.) J.W. BLANKEN

Voorzijde en keerzijde van het Zilver Kruis 1814-1815. (Bron: https://www.liverpoolmedals.com/product/netherlands-dutch-waterloo-war-cross-1813-15-silver-2)

Bij het Zilveren Kruis 1813-1815 hoort ook een certificaat met de onderstaande tekst:

CERTIFICAAT

DE MINISTER VAN OORLOG,

Gezien hebbende Zijner Majesteits besluit van den 10den

Mei 1865, no. 45, waarbij het Hoogstdenzelven heeft behaagd,

voor de strijders, die in Nederlandse dienst aan de altijd

gedenkwaardige krijgsverrigtingen ter herstelling en bevesti-

ging van Neerlands onafhankelijk volksbestaan in de jaren

1813-1815, een werkzaam aandeel hebben gehad, een eeretee-

Ken in te stellen;

Verklaart, als daartoe bij voormeld besluit gemagtigd, dat

N. N.

Geregtigd is tot het dragen van voorschreven eereteeken, het-

welk hem als openlijk blijk zal strekken van 's Konings erken-

telijkheid voor hetgeen door hem in die merkwaardige jaren

voor het vaderland is verrigt.